De afgelopen twee
bijdragen heb ik een poging gedaan om de verschillende manieren van kweken op
een rijtje te zetten. Goed maal Goed is nog niet behandeld en dat komt niet aan
de beurt.
In deze bijdrage wil ik het verder hebben over het belangrijkste onderdeel van
het denken over kweken. De start van elke poging om koppels op papier te
zetten: Goede duiven!
Goed x Goed
Er zijn eveneens liefhebbers dan gaan nog verder dan kruisen. Die kruisen
misschien wel tot in het extreme. Niet drie lijnen maar nog veel meer. Die
mensen kijken niet naar afstamming maar alleen naar goede duiven. Een goede
doffer tegen een goede duivin. Wat de achtergrond verder is maakt niet uit. De
doffer en de duivin verschillen vaak niet veel qua type, maar qua bloedlijnen
wel. En deze liefhebbers kweken eveneens goede duiven. Wij zijn daar zelf geen
voorstander van. Probeer de lijnen in een koppeling te beperken tot maximaal
een stuk of drie, liefst twee. Waarom? Omdat we bang zijn dat de goede
eigenschappen van de lijnen anders gaan verwateren. Misschien is het wel de
grootste flauwekul. In de toekomst ga ik dat ook eens proberen. Eén van die
goede duiven met drie lijnen zetten tegen een vierde lijn. Wie weet.
Het belangrijkste
Met de ‘wilde kruisingen’ (Goed x Goed), van hierboven, kom ik eigenlijk
bij het belangrijkste. Het is leuk om allerlei manieren van koppelingen naast
elkaar te zetten. Alleen het belangrijkste is natuurlijk wel dat je met duiven
moet gaan kweken die goed zijn. Daar bedoel ik mee, dat je duiven moet
gebruiken die zelf goed hebben gevlogen of jongen uit duiven die goed hebben
gevlogen. Wij kweken altijd maar uit maximaal 1/3e deel van het hokbestand. Er
zijn jaren dat dit zelfs 1/4e deel is. Mensen die uit alles kweken breken in
‘groot verband’ zelden of nooit door. Die kweken teveel afval. Kies 25% tot 35%
van je duiven uit. Je beste duiven! Sommige liefhebbers hebben zelf niet genoeg
goede duiven op het hok en willen toch verder komen en kunnen ook niet
makkelijk aan goede duiven komen: te weinig goede connecties of gewoon te duur.
Schaf dan duiven aan uit minimaal twee goede grootouders. Dat is een goed begin
om te starten of aan te vullen. Dit soort duiven zijn genoeg te koop voor een
‘leuke’ prijs op internet. Tenminste als je je ogen goed openhoudt en niet naar
‘grote’ namen gaat kijken maar op zoek gaat naar goede vliegduiven. Er komen
bij mij regelmatig collega-liefhebbers aan wie ik deze bovenstaande alinea
diverse malen hebt verteld. Dan komen ze later bij me en dan hebben ze de
stamboom bij zich van een duif die ze hebben aangeschaft, vaak voor een
respectabel bedrag. De goede duiven kom je dan mondjesmaat tegen in de 3e of 4e
generatie. Je ziet dan vaak mooie duiven met weinig goed bloed. Als je
bijvoorbeeld een achterkleinkind hebt van een goede duif, dan praat je
gemiddeld over 12,5% van het bloed van die duif. Ongeveer 87,5% van het bloed
komt van andere (vaak veel mindere) duiven. In ieder geval is de meerderheid
van het bloed van zo’n nieuwe ‘kweekduif’ niet gebaseerd op vliegprestaties.
Kijk aub naar de vliegprestaties van ouders en grootouders en niet naar de
mooie namen als je duiven aanschaft. Dan is de kans van slagen een stuk groter.
Ik kan het niet nalaten te wijzen op de verkoop ten behoeve van Het Marathonduivenjournaal, die inmiddels op duiven.net is gestart. 81 goede liefhebbers schenken een duifje of koppel eieren. Ik ben ervan overtuigd dat iedereen voor een acceptabel bedrag één van de schenkingen kan bemachtigen. Als je met de bon van Het Marathonduivenjournaal bij de liefhebber komt, wil deze liefhebber je verder helpen … misschien wel met een extra jonkie of koppel eieren.
In de stukjes over koppelingen samenstellen lijkt het misschien wel heel makkelijk om goede koppels samen te stellen als je maar met de goede duiven kweekt, maar helaas blijft het altijd zo dat je meer slechte duiven kweekt dan goede duiven, zelfs uit de beste duiven die je op het hok hebt. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Duiven waar elk jaar wel een of meerdere knappe duiven uit komen. Breng ze aub maar snel naar Veenendaal, want zulke duiven zijn uniek!!! En die hebben wij graag.

Jong tegen oud
Als we de koppels op papier zetten, kijken we ook of we een oudere duif
tegen een wat jongere duif zetten. We denken dat het bloed dan wat vitaler
blijft. Volgens de wetenschap is het onzin. Genen veranderen niet als een dier
ouder wordt en dat zal echt wel zo zijn. Toch doen we het: oud x jong. Ik zeg
dan ook altijd: ‘Onzin heeft ook zin, want onweer is ook weer!’ Onze ervaring
leert dat oudere koppels steeds mindere jongen voortbrengen, omdat de
vitaliteit afneemt. Koppels die de eerste jaren goede duif op goede duif gaven
werden in de loop van het jaar steeds minder royaal met het geven bruikbare
duiven. Als we dan het koppel uit elkaar haalde en we zetten er jongere duiven
(1 of 2 jaar, liefst 1 jaar) tegen dan kwamen de bruikbare duiven weer. Zo gaf
de stamvader van ons hok ‘De 57 van Eijerkamp’ op 15- jarige leeftijd nog een
duif die eerste prijzen won. Rond zijn 8e levensjaar had hij mindere kweekjaren
(zijn duivin was inmiddels ook al een jaar of 6) en toen we hem vanaf dat
moment elk jaar op een jaarling gingen zetten kwamen de goede duiven weer. Ik
zeg hierbij niet dat uit oude koppels geen goede duiven kunnen komen, maar de
kans neemt volgens ons af. Twee van onze toppers van 2015 komen uit een oude
bewezen kweker met een jongere partner. Een Zeeuwse liefhebber schreef me iets
van dezelfde strekking. Hij was gek op eerste eitjes van een jaarlingduivin,
omdat daar nog weleens verrassend goede duiven uit komen. De natuur tart de
wetenschap regelmatig en dat houdt onze sport zo onvoorspelbaar en leuk.
Ik hoop dat U iets kunt met de verschillende theorieën, probeer als je de mogelijkheid hebt zoveel mogelijk verschillende theorieën tegelijk uit en staar je niet blind op één theorie. ‘Als je vaker op doel schiet, heb je meer kans om te scoren.’

Het bericht Op herhaling: De verschillende manieren om koppels samen te stellen (deel 3 en slot) verscheen eerst op Marathonduivenjournaal.